Ninove
De plaats behoorde toe aan de heren van Ninove-Herlinkhove en was onafhankelijk van Vlaanderen en het Land van Aalst tot in 1295, toen ze werd verkocht aan graaf Gwijde van Dampierre. Hendrik van Vlaanderen, kleinzoon van Gwijde en heer van Ninove, verhief de plaats in 1339 tot stad en voorzag haar van een eigen schepenbank. De heerlijkheid van Ninove bleef echter aan het huis van Vlaanderen en daarna aan dat van Bourgondië. Filips II van Spanje, titulaire graaf van Vlaanderen, verpandde Ninove in 1558 aan de hertog van Braunschweig en daarna aan de familie Van Egmond. Aartshertog Karel van Lorreinen, landvoogd van de Nederlanden, loste de pandschuld ten bedrage van 400.000 gulden in; bij zijn dood in 1780 werd de heerlijkheid en haar landerijen geërfd door zijn beide nichten, de abdis van Remiremont en de prinses-douairière van Espinoy.