In vergelijking met de slottoren (symbool van de adel) en de kerktoren (symbool van de kerk) representeert het belfort, als derde toren in het stedelijk landschap, de macht van schout en schepenen. De belforten werden gebouwd tussen de 11de en 17de eeuw en lopen qua bouwstijl daarmee uiteen van romaans, gotisch en renaissance tot barok.
In het Graafschap Vlaanderen hadden de steden in de middeleeuwen het recht een belfort te bouwen. Het oudste belfort is dat van Poitiers, gebouwd na het ontvangen van stadsrecht in 1099.
De eerste belforten waren van hout. Deze vielen gemakkelijk ten prooi aan de in de middeleeuwen veelvuldig voorkomende stadsbranden. Er is geen enkel houten belfort bewaard gebleven. Vanaf de 12e eeuw werden de belforten in steen opgetrokken. De oudste stenen belforten doen denken aan kasteeltorens, zoals de zware vierkante toren van de 13e-eeuwse Lakenhalle van Ieper of het 14e-eeuwse ronde belfort van Namen dat oorspronkelijk een toren van de stadsmuur was. In de eeuwen daarna werden de stedelijke klokkentorens veel slanker, waarbij het bovenste deel van de toren extra opviel, zoals bij het stadhuis van Brussel (15e eeuw) en de Lakenhal van Tielt (16e eeuw).
Het belfort was, als veiligste plek in de stad, vaak het onderkomen van het stadsarchief, de stadskluizen en soms ook de gevangenis. Door de hoogte werd de klokkentoren ook gebruikt als uitkijktoren om vijanden tijdig te zien aankomen en om stadsbranden snel te kunnen ontdekken. De stadsklok werd dan geluid. Andere functies van de stadsklok waren: aangeven wanneer de stadspoorten open en dicht gingen, luiden bij het begin en einde van de werkdag en het beieren ter gelegenheid van festiviteiten. Vanaf de 16e eeuw kwamen carillons in de mode.
TravelTalia gebruikt cookies om je een zo goed mogelijke ervaring te geven. Meer informatie > | Ik snap het! |