In de Champagnestreek wordt al sinds de vijfde eeuw aan wijnbouw gedaan. Toen werden er vooral rode, niet-mousserende wijnen gemaakt. Het is pas honderden jaren later dat de techniek ontdekt werd om de wijnen mousserend te maken. In de zeventiende eeuw speelde keldermeester Dom Pérignon van de abdij Hautvillers daarbij een vooraanstaande rol.
Tegenwoordig is de productie van champagne in de streek streng gereglementeerd. Het verschil tussen de talloze champagnemerken is terug te vinden in de samenstelling van het mengsel (cuvée). Sinds 1927 mogen voor de champagnewijnen slechts drie druiven gebruikt worden: de blauwe Pinot Meunier en Pinot Noir druiven naast de witte Chardonnaydruif.
De vele typische kalkgronden en het koude klimaat maken dat deze druivenrassen voldoende kunnen rijpen. Naast de bekende witte (en rosé) mousserende wijnen worden ook kleine hoeveelheden niet-mousserende witte, rode en rosé wijnen geproduceerd onder de Appellation Coteaux Champenois.
Een belangrijk kenmerk van de Champagnestreek is de aanwezigheid van dikke krijtbodems die van groot belang zijn voor de geplante druiven. Deze dikke kalkgronden geven een eigen karakter aan de druif. Ze worden ook gebruikt om kilometers lange kelders te graven waarin de wijnen kunnen rijpen. Daarnaast is deze bodemsoort verantwoordelijk voor de afvoer van het regenwater en bezorgt ze hoge zuurwaarden aan de druiven.
Veel bekende wijnhuizen zijn in de eerste helft van de 19de eeuw opgericht en hebben hun stempel gedrukt op de champagneproductie: Charles Heidsieck, Mumm, Lanson, Taittinger, Piper-Heidsieck, Veuve Clicquot-Ponsardin, Pommery, Moët & Chandon en Laurent-Perrier.
Deel op Facebook >TravelTalia gebruikt cookies om je een zo goed mogelijke ervaring te geven. Meer informatie > | Ik snap het! |