Doesburg
Doesburg ontving stadsrechten in 1237, een jaar later dan het nabijgelegen Doetinchem. Door de strategische ligging aan de uitmonding van de Oude IJssel in de Gelderse IJssel, is Doesburg lange tijd een belangrijke vestingstad geweest. Doesburg was één van de vijf stemhebbende steden binnen de Staten van het kwartier Zutphen. Tevens had Doesburg een belangrijke economische en bestuurlijke functie als hoofdstad van het Richterambt van Doesburg. De Martinikerk met de 94 meter hoge toren getuigt nog van de toenmalige voorspoed. Door allerlei oorzaken, waaronder de verzanding van de Oude IJssel, nam de welvaart in Doesburg na de 15e eeuw af.
In de Tachtigjarige Oorlog maakte Doesburg veel krijgsgeweld mee, zoals in het jaar 1572, toen de stad bezet werd door Geuzen onder leiding van Bernard van Merode en Willem IV van den Bergh van de week vóór pinksteren tot oktober. De graaf van den Bergh had eerst toegang tot de stad gevraagd, en daarop had de magistraat enige afgevaardigden naar het Hof van Gelre gezonden hoe ze zich hierover moesten gedragen, maar eer het antwoord binnen was, hadden de Geuzen de stad al ingenomen en geplunderd.[1]
Vanaf 1586 kreeg Doesburg een vast garnizoen, gestationeerd in de Mauritskazerne (nu Mauritsveld) . Op 31 juli 1606 trok de Spaanse veldheer Ambrogio Spinola op naar de stad om de Staatse veldheer Maurits van Oranje te misleiden, alsof hij Deventer wilde aanvallen, waarmee de IJssel werd bedreigd. Maurits trapte in de list en doorzag niet dat de beweging naar Doesburg een afleidingsmanoevre was; een Spaanse troepenmacht probeerde langs Almelo het Zwarte Water over te steken, maar werd verslagen in de Slag bij de Berkumerbrug. Op last van Maurits werden de Doesburger verdedigingswerken flink verbeterd en uitgebreid in de jaren 1606-1629.[2]
In 1672 werd Doesburg belegerd en veroverd door de Fransen; zij bezetten de stad tot 1674. Hierna kreeg Doesburg uitgebreide 17e-eeuwse vestingwerken naar ontwerp van Menno van Coehoorn, maar veranderde in een slaperig provinciaal vestingstadje en zou dat tot na de Tweede Wereldoorlog blijven. Dit had ook zijn voordelen, de historische binnenstad met zijn vele monumenten bleef goed bewaard. De stad werd daarom in 1974 als beschermd stadsgezicht aangewezen.
In de Tweede Wereldoorlog werd Doesburg redelijk snel ingenomen door het Duitse leger. Na ongeveer 5 jaar bezetting werd Doesburg bevrijd, helaas hebben de Duitsers de Martinikerk, de Mauritskazerne, de watertoren en de molen opgeblazen.
Omdat Doesburg tot 1923 officieel een vestingstad was, was stadsuitbreiding niet mogelijk. Na de Tweede Wereldoorlog werd de stad snel uitgebreid. De toren van de Martinikerk was in 1945 opgeblazen, maar werd in de jaren '50-'60 herbouwd. In de jaren '50 werd aan de oostelijke zijde van de stad de wijk Molenveld gebouwd. In de jaren zestig volgde de wijk De Ooi. Ten zuiden van de Oude IJssel volgden in de jaren zeventig en '80 de wijk Beinum, recent is ten zuiden van Beinum de wijk Campstede gebouwd. Aan het begin van de 21e eeuw is aan de IJsselkade een nieuwe woonwijk verrezen van 44 woningen en 124 appartementen onder architectuur van de Italiaanse architect Adolfo Natalini. In 2007 is daar begonnen met de bouw van een hotel met appartementen.