In de 12de eeuw bouwden de graven van Vlaanderen ter verdediging van de Schelde en de Rupel een kolossale vesting omgeven door een brede wal, die rechtstreeks in verbinding stond met de Schelde. Aangezien indertijd bijna alle transport nog via water gebeurde, waren deze rivieren van zeer groot economisch belang.
In 1254 werd het kasteel in opdracht van Margaretha van Vlaanderen aanzienlijk uitgebreid en vond het archief van het graafschap Vlaanderen er een veilig onderkomen. In de volgende eeuw raakte het gebouw al in verval, maar werd in 1389 door Filips de Stoute grondig hersteld en verruimd tot een burcht met zeventien torens, zoals te zien is op de gravure van het kasteel in Sanderus' Flandria illustrata. In 1583 werd de burcht grotendeels verwoest door Filips van Marnix van Sint-Aldegonde en werden de overblijvende torens tot in 1647 nog gebruikt als staatsgevangenis.
Het kasteel vormde de achtergrond van verschillende historische terechtstellingen en gevangenisstraffen. Hier liet Robrecht III van Vlaanderen zijn oudste zoon Lodewijk I van Nevers arresteren op beschuldiging van hoogverraad omdat deze de zijde van de Franse koning had gekozen. In 1338 werd Zeger van Kortrijk, bondgenoot van Gewijde van Dampierre, er op bevel van de koning van Frankrijk onthoofd en hield Filips de Goede de gemaal van Jacoba van Beieren,Frank van Borssele, in 1432 in hechtenis op het kasteel. Tot slot zat ook Mercator er in 1544 gedurende zeven maanden gevangen op beschuldiging van ketterij.
Door de lange strijd van Spanje en de Verenigde Provinciën tegen Frankrijk, werd het Gravenkasteel in 1678 opnieuw ernstig vernield en werden de nog bruikbare bouwmaterialen gerecupereerd door de plaatselijke bevolking. Zo werd materiaal van de burcht gebruikt bij de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Hoewel het middeleeuwse Gravenkasteel nooit werd hersteld, deed het nog tot 1748 dienst als militaire verschansing. In 1817 werden in opdracht van baron Guillaume de Feltz (1744-1820), schoonvader van graaf Philippe Vilain XIIII, de laatste bouwresten van de burchtruïne opgeruimd en werd op de oorspronkelijke torenvoet van Doornikse kalksteen een bakstenen jachtpaviljoen opgetrokken.
Op initiatief van de Antwerpse romancier Lode Baekelmans en de dichter Bert Peleman werd er in 1955 een Schelde- en Mercatormuseum ingericht. De torentinne biedt vandaag de dag aan de bezoekers van het museum een spectaculair zicht op de Scheldevallei. Deel op Facebook > Burchtruïne Graventoren op de kaart >
Gerardus Mercator (oorspronkelijk Gerard de Kremer of de Cremer; Latijn: Gerardus Mercator Rupelmundanus, "Gerard de Kremer van Rupelmonde") (Rupelmonde, 5 maart 1512 – Duisburg, 2 december 1594) was een cartograaf, instrumentmaker en grave...
De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Rupelmonde dateert uit 1757-1758. De bouwjaren van de kerk worden op drie gevels in een chronogram weergegeven:
ECCLESIA DEO ET MARIÆ RENOVATA "De kerk is voor God en Maria hersteld." (MDCCLVII = 1757);
GLOR...
We stappen door het gezellige Rupelmonde maar al vlug begeven we ons in het overstromingsgebied De Kruibeekse Polders.
De wandelpaden zijn recent aangelegd en dus in perfecte staat. Ook de bezienswaardigheden in Rupelmonde maken deze uit...
De veerdienst is in de volksmond gekend als ‘De vliegende geit’ en verbond de twee Scheldedorpjes tot eind jaren zestig.
Nu zijn er zowel in Rupelmonde als in Hingene (Groene Dijk) nieuwe steigers geplaatst en is er een toeristische uit...
De Kruibeekse polders langs de Schelde zijn het grootste overstromingsgebied van Vlaanderen. Via wandelpaden kan je stappen door een landschap van slikken en schorren, elzenbroekbossen. Het spotten van vogels is hier zeker geen probleem!